Ons land produceerde eind jaren tachtig van de vorige eeuw 13 miljard kilogram melk per jaar. Bijna zes keer zoveel als rond 1900.

Met uitzondering van Eerste en Tweede Wereldoorlog was nagenoeg jaarlijks een productiegroei gerealiseerd. Door het instellen van een melkquotum door de Europese Unie zakte de productie in de jaren negentig tot rond 11 miljard kilo. Maar vanaf 2005 stegen de aantallen weer. De groei van de melkproductie sinds het begin van de twintigste eeuw werd gerealiseerd met relatief steeds minder boeren en koeien. Zowel de arbeidsproductiviteit in de melkveehouderij als de melkproductie per koe zijn sindsdien fors toegenomen. Hieraan liggen tal van innovaties ten grondslag. De fokprogramma’s en de voeding van koeien werden geoptimaliseerd naar melkopbrengst. Stallen werden aangepast en het melken gemechaniseerd. Daarnaast werden innovaties in de melkopslag en in het melktransport doorgevoerd.

Het gevolg was dat er veel meer melk op de markt kwam, waarvoor afzet gevonden moest worden. Ook de toenemende hoeveelheden bijproducten bij de fabricage van zuivel leverden een probleem op, tenzij ze gevaloriseerd konden worden. Al sinds het begin van de twintigste een zijn melkveehouders in coöperaties actief om nieuwe producten te ontwikkelen en markten te ontginnen, van gecondenseerde melk voor de export en baby- en kindervoeding, nieuwe kaassoorten en een scala aan zuiveldesserts tot innovatieve vormen van verpakken en de verwerking van verschillende melkeiwitten in bijvoorbeeld frisdranken, geneesmiddelen en tandpasta.

FRIESLANDCAMPINA

In opdracht van FrieslandCampina en het Nederlands Instituut voor Zuivelonderzoek (NIZO) heeft SHT onderzoek gedaan naar innovatieprocessen in de zuivelproductie en –industrie in Nederland. Het langetermijnperspectief laat de verschuivende maatschappelijke vraagstukken achter het agrifood-cluster zien, de innovatieve antwoorden en de huidige uitdagingen.

Onderzoekers: Jan Korsten en Eric Berkers