Precies 220 jaar geleden – in het voorjaar van 1801 – deed Cornelis Kraijenhoff ‘een tourtje’, zoals hij het zelf noemde. Hij bezocht vier kerken in Willemstad, Dordrecht, Gorinchem, en Utrecht. Het was geen toeristische trip waarbij hij de architectuur of de kerkelijke kunst bewonderde. Hij was op dienstreis. Kraijenhoff beklom de kerktorens met een zogenaamde repetitiecirkel, een destijds state-of-the-art meetinstrument. Vanuit zijn toren mat hij hiermee nauwkeurig de hoek tot twee andere torens. Door dit proces vanuit verschillende kerktorens te herhalen ontstond een net van driehoeken over het land en konden vrij precies de afstanden tussen plaatsen worden berekend. Die driehoeksmetingen vormden daarmee de basis voor nauwkeurige landkaarten, die op hun beurt weer ten grondslag lagen aan tal van economische, waterstaatkundige, infrastructurele en juridische (kadaster!) activiteiten.

DE UITVINDING

De grondslag van de huidige gps-plaatsbepalingstechnieken

Met zijn ‘tourtje’ naar Utrecht zou Kraijenhoff niet alleen belangrijke voorwaarden scheppen voor de toekomstige modernisering van Nederland, ons land werd ook landmeetkundig en cartografisch verbonden met Europa. Franse geodeten hadden namelijk met hun driehoeksmetingen kort daarvoor Middelburg en Bergen op Zoom bereikt. Kraijenhoff zou zodoende Utrecht met Barcelona verbinden, want dat was de zuidelijkste stad die de Franse landmeters hadden aangedaan. Op termijn zou het Nederlands driehoeksnet bovendien aansluiting vinden met andere Europese driehoeksmetingen.

Zover was het echter nog niet. Het ‘tourtje’ van Kraijenhoff was een mislukking. Door onervarenheid met de nieuwe technologie van de repetitiecirkel bleken zijn resultaten, na nauwkeurige bestudering door een wiskundige, vol meetfouten te zitten. Het ‘tourtje’ moest worden overgedaan en groeide uiteindelijk uit tot een hele toer. Politieke, militaire en waterstaatkundige problemen en belangen, en onenigheid tussen betrokkenen zorgden voor oponthoud. Het project werd bovendien opgeschaald tot het nauwkeurig opmeten en in kaart brengen van het hele ‘Nederlandse’ grondgebied. De metingen, die begonnen waren in een republiek resulteerden vele jaren later in een nieuwe, nauwkeurige kaart van een koninkrijk.

Ondanks de stroeve start is Kraijenhoff’s ‘tourtje’ een mijlpaal in de Nederlandse geodesie. Hij en zijn medewerkers zetten een belangrijke stap in de ontwikkeling van horizontale referentienetwerken die ten grondslag liggen aan de huidige gps-plaatsbepalingstechnieken, auto-navigatiesystemen, Google Maps, en andere middelen waarmee we onze plek op aarde zoeken en definiëren.

De foto bij het nieuws verzorgd door Eric Berkers van de SHT.

Foto: Prins Claus opent het Geodesie gebouw van de TU Delft op 24 november 1976. Fotograaf Koen Suyk Nationaal Archief collectie Anefo.

UITGELICHT

Harry Lintsen

De kwetsbare welvaart van Nederland, 1850-2050

Harry Lintsen (1949) is emeritus hoogleraar techniekgeschiedenis aan de Technische Universiteit Eindhoven. Frank Veraart (1970) is techniekhistoricus aan de Technische Universiteit Eindhoven. Jan-Pieter Smits (1966) is hoogleraar duurzaamheid aan de Technische Universiteit Eindhoven en senior statistisch onderzoeker bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). John Grin (1961) is hoogleraar systeeminnovaties aan de Universiteit van Amsterdam.

BESTEL PUBLICATIE